Delegeren

Delegeren

Op 3 competentieniveaus

Geeft een ander, met behoud van de eindverantwoordelijkheid, de benodigde bevoegdheden en middelen, zodat de ander zelfbeslissingen kan nemen binnen het eigen verantwoordelijkheidsgebied. Toont de ander vertrouwen in hem/haar te hebben.

Per competentie wordt het basisgedrag omschreven. Elke competentie is tevens uitgewerkt in concreet gedrag op drie niveaus. Dit gedrag is niet uitputtend, het geeft slechts een indicatie van wat van de persoon op een bepaald niveau aan gedrag verwacht mag worden. Het basisgedrag is het gedrag dat als vanzelfsprekend bij iedereen (ongeacht het niveau binnen de organisatie) verwacht mag worden.

Delegeren
Bij deze competentie gaat het om de kunst van het afstand nemen (maar niet geheel loslaten) van taken met bijbehorende bevoegdheden. Het basisgedrag is: er vertrouwen in hebben dat datgene wat overgedragen wordt succesvol wordt afgerond.

Niveau 1

Delegeren van uitvoerende taken
  • Draagt aan een ander taken over die passen bij wat hij/zij aankan.
  • Geeft bij de overdracht van een taak duidelijk aan welke resultaat verwacht wordt.
  • Toont zichtbaar vertrouwen in degene die de taak krijgt overgedragen.
  • Bewaakt de voortgang op afstand; grijpt pas in als dat noodzakelijk is.

Niveau 2

Delegeren van complexe, langere termijn opdrachten
  • Houdt bij het delegeren van een complexe, langere termijn opdracht rekening met de haalbaarheid en het afbreukrisico.
  • Geeft de nodige speelruimte bij het uitvoeren van een opdracht, legt niet alles uit voorzorg vast.
  • Geeft de persoon aan wie de opdracht is gedelegeerd, de nodige bevoegdheden.
  • Stuurt op afstand; neemt de opdracht (of delen daarvan) niet over.

Niveau 3

Delegeren van complexe, strategische problemen
  • Maakt een goede inschatting van de persoon aan wie hij/zij het probleem kan delegeren.
  • Voorziet degene aan wie het probleem wordt gedelegeerd van alle relevante informatie.
  • Zorgt ervoor dat degene die het probleem krijgt gedelegeerd, de nodige steun en faciliteiten van zichzelf en uit de organisatie krijgt: ‘gooit een probleem niet over de schutting’.
  • Is duidelijk over de termijn en de kaders waarbinnen het probleem dient te zijn opgelost.

 

Scroll naar top